Mij is hij nog nooit opgevallen, maar mijn Duitse vriend ziet ‘m meteen: coffeeshop Happiness, op de hoek van de Orteliusstraat. Olaf is net aangekomen, na zes uur in een hobbelbus over de Autobahn. Een rondje Baarsjes vindt ie meer dan genoeg voor nu. En dat overtreft zijn stoutste dromen. ‘Dat jullie hier zelfs buiten het centrum wiet verkopen’, jubelt hij. ‘So super!’
Hij wil het liefst direct toeslaan. ‘Maarreh, stond daar niet dat het niet mag?’ Hij doelt op het blowverbodsbord in de Jan Eef waar hij zojuist uitgebreid voor heeft geposeerd. ‘Oh dat is voor op straat’, zeg ik. ‘Je mag daar binnen gewoon roken.’ Ok, één puntje dan nog. Of ik wel met hem meega, want hij heeft op het Duitse nieuws gehoord dat Nederlandse coffeeshops niet meer aan buitenlanders mogen verkopen. Ik haal mijn schouders op. ‘Oh ja? Nooit iets van gemerkt.’
We bellen aan. ‘Ik voel me toch een beetje crimineel’, sist Olaf. Binnen staat een jong stelletje voor ons. Ze spreken Engels en worden keurig geadviseerd. ‘Zie je, nergens voor nodig die zenuwen’, gebaar ik. Als Olaf aan de beurt is, stapt de verkoper over op vloeiend Duits. Ze babbelen over merken. Ik snap er niks van, want ik blow nooit. Ik kom alleen maar in coffeeshops met buitenlandse vrienden.
Terwijl Olaf in de rookruimte is, wacht ik buiten. Ik kan niet tegen wietlucht. Maar hier ruik ik niks. Het is een komen en gaan van mensen, als bij een tankstation. En ze zeggen me allemaal gedag. ‘Aardige lui daarbinnen’, zegt Olaf als hij terugkomt. ‘Ik moest enorm hoesten. Kreeg meteen een slok water van een rastafari.’ Als we mijn straat inlopen, staat daar onze lokale rastafari. In zijn hand een dikke joint. ‘Hey!’ roept Olaf. ‘Dat is toch verboden?’ Rastafari wijst naar de hoek. ‘Daar wel, hier niet.’ Olaf krijgt een trekje. ‘Enjoy man.’
Dat doet Olaf. Vijf dagen lang. Hij is geen rastafari en geen rugzaktoerist, maar een veertiger die aan een arbeidsongeval vijftien jaar geleden een kapotte rug heeft overgehouden. Daar slikt hij zware medicijnen voor, met nare bijwerkingen. Maar niet hier bij mij in Amsterdam. Hier rookt hij zijn jointjes en heeft hij geen centje pijn. De pillen blijven in de toilettas. Ik heb nooit iets tegen coffeeshops gehad. Maar op onze keurige Happiness in de Baarsjes ben ik deze week ronduit trots.