Ik zit weer eens op het Kortenaerplein. Half verstopt achter de lieve huisjes van de Slatuinenweg. Niet mooi, niet lelijk, nooit bezongen en nergens van bekend. Zomaar een zoveelste plein in West, maar mijn favoriet.
Als ik het leven even te serieus neem, trek ik een paar oude sneakers uit de kast en ga ik wandelen. Sommigen zoeken in zo’n staat de natuur op, maar ik heb liever de stad. De opeengepakte oude huizen die van alles hebben meegemaakt. De mensen, die hier vóór mij waren en die er ook na mij nog zullen zijn. Dat maakt mij minder belangrijk. Daar word ik rustig van. Vooral op het Kortenaerplein.
Jarenlang woonde hier mijn beste vriend. Na onze studie ging hij me voor naar Amsterdam. Hij ontmoette de liefde van zijn leven, ging samenwonen en kreeg kinderen. Ik was het externe gezinslid. Op vrijdag, zijn pappadag, parkeerden we tegen borreltijd de buggy op ‘het pleintje’, zoals we het hier noemden. Met de buren, ook allemaal jonge ouders, dronken we een biertje terwijl de koters in de zandbak speelden. Dat wilde nogal eens uitlopen. Dan fietste mijn vriend naar de Kinkerstraat voor butter chicken. Of we improviseerden een barbecue.
Tegenwoordig zit ik hier altijd alleen. Of met mensen die ik niet ken. Zoals vandaag met twee Marokkaanse moeders, die naast mij op het bankje hun kinderen toeroepen dat ze hun schoenen moeten uittrekken voor ze het zand in gaan. Het loopt tegen vijven. Ik zie een dertiger met bakfiets het pleintje oversteken, twee uitgelaten peuters voorin. Hij ziet mij niet.
Mijn vriend is er niet meer. Bijna drie jaar geleden maakte hij een eind aan zijn leven. De buren van toen zijn allemaal verhuisd, net als zijn gezin. Zijn zoon zit in Castricum op de middelbare school.
Als ik ooit ook Amsterdam verlaat en weer eens in de buurt ben, zal ik nog steeds dit pleintje aandoen. Dat weet ik. Heel zeker.