Geen beweging of er staat wel een tegenbeweging op. Al jaren zijn we aan het verhippen in West. Eco-traiteurs, slow pizza’s, tentjes met Engelse namen, menu’s met gerechten die geen mens kent; ze nemen langzaam maar zeker het stadsdeel over. Onze volksbuurtjes komen om in pop up, concept en vintage. En we love it. We hangen er met de benen buiten.
Nog wel.
Maar de feestvreugde begint barstjes te vertonen. Dat begon toen de Foodhallen openden, waar iedere zichzelf respecterende Westbewoner inmiddels met een grote boog omheen gaat. Inmiddels hoor ik mensen weer afspreken bij Thuys in de De Clerqstraat. ‘Lekker nostalgisch!’ Thuys – bruin eetcafé met friet saté en appeltaart – bestaat tien jaar. Dus ja: dat is in West tegenwoordig heel erg van vroeger. Zelfs Het Stoplicht (hoek Jan Eef en Witte de With) – stamkroeg van klaverjassers en grijze haren – is in trek bij dertigers die na het werk willen borrelen. Zoals een lezer schreef in reactie op mijn column over de Foodhallen
: ‘Dat is tenminste authentiek.’
Authentiek. Dat is de nieuwe trend, die sommige horeca-ondernemers ook al ontdekken. Zoals Gary’s Deli, ooit de hipperd in de Kinkerstraat, die zich op het bord op de stoep schaamteloos promoot als ‘authentiek’. Als koffietentjes in identiteitscrisis iets als marketingkreet inzetten, dan weet je dat het het nieuwe buzzwoord is.
We willen weer een eerlijke biefstuk. Een flinke calorierijke appelpunt. Ouderwetse filterkoffie. Een gebreide muts in plaats van een beanie van Things I like. We willen plekken waar we kunnen binnenvallen, wegzakken en ouwehoeren. Met gewone prijzen en vooral: gewone mensen.