Een huurder van een appartement in Amsterdam-West is naar de kantonrechter gestapt vanwege geuroverlast van zijn onderbuurman die wiet rookt. Maar de huurder ving bot bij de rechter.
De verhuurder was tekortgeschoten in de verplichtingen, zo stelde de huurder. De kantonrechter ging daar niet in mee. Bij die beslissing speelde een rol dat de verhuurder na klachten verschillende malen de onderbuurman bezocht en geen wietgeur zou hebben geroken.
De onderbuurman erkent regelmatig wiet te roken, maar doet dat naar eigen zeggen in zijn keuken zodat zijn bovenbuurman er de minste last van heeft. Enige hinder moet volgens de kantonrechter van buren worden geduld, zeker omdat dit oudere woningen zijn en geuren sneller zijn te ruiken. ‘Roken in de eigen woning is in beginsel nog steeds toegestaan’, aldus de uitspraak.
Verder staat niet vast of alle wietgeur van de onderbuurman komt omdat andere buren wiet roken op hun balkon en coffeeshops dichtbij zijn, zo stelt de rechter. De geëiste schadevergoeding van 4.000 euro is afgewezen.