Het was liefde op het eerste gezicht tussen Elie en de Jan Eef. In augustus was hij er voor het eerst, mijn Libanese vriend. Met zijn allereerste Schengen-visum dook hij rechtstreeks vanuit Beiroet de Baarsjes in.
Even bij mij thuis de bagage droppen en dan de stad in, was het idee. Dat liep dus anders. We waren de tram nog niet uit of hij had al een kebabzaak gefotografeerd. ‘Kijk die gevel, Arabische letters!’ En tijdens de honderd meter naar mijn voordeur stond hij zeker nog zes keer stil met z’n iPhone. ‘Halal slager! Man in djellabah! Woh. I never see muslims wear this in Beirut.’
En dat was nog maar het begin. Elie werd ook fan van de Berlage-architectuur en van het Mercatorplein – zo veel verschillende mensen en zo gemoedelijk! – helemaal toen hij hoorde dat daar tijdens West’ival in september een Libanese film werd vertoond. En van mijn balkon met kattennet, waar je ’s nachts niet hoeft te fluisteren omdat er altijd wel ergens een feestje aan de gang is.
Ik kon er dus op wachten: na amper drie maanden is Elie terug. Op zijn to do-lijst dit keer Anne Frank en André Rieu, maar onbetwist hotspot nummer één is Ali Place.
Ali Place is Elie’s koosnaampje voor cafetaria Roza, op de hoek met de Marco Polostraat, en zoals hij zijn 550 Facebookvrienden heeft bezworen: the best Dutch restaurant.
Ik had hem van de zomer meegenomen omdat hij nogal van de snackkeuken is. Net als ik. En mijn buurman bakt nu eenmaal de lekkerste frieten van West. ‘Van echte aardappelen’, wees ik Elie bij binnenkomst. Maar hij was al in het Arabisch met de baas zelf aan de babbel, want Libanees en Egyptisch blijkt net zoiets te zijn als Vlaams en Nederlands. Ali trakteerde de Beiruti boy op een heuse proeverij van frikandel, gehaktbal, berehap en uiteraard de onmisbare kroket in drie uitvoeringen. Allemaal very good en very tasty.
Ditmaal is het in Ali Place alsof de twee habibi’s elkaar al jaren kennen. Daar begint het ook al op te lijken, want ik heb de voorbije maanden continu over en weer de groeten moeten doen. ‘Hij komt helemaal uit Beiroet om hier patatjes te eten’, straalt Ali tegen zijn hulp die met het schilmes in de weer is.
Dan gaat het weer in het Arabisch. Ik hoef geen menuadvies meer te geven, zoals de eerste keer. Sterker: de hele bestelling gaat buiten mij om. Van de geanimeerde woordenwisseling versta ik alleen ‘bamihap’. We hebben weinig tijd, want in Ziggodome wacht André en we moeten nog langs de jongens van Mabashop om de kaartjes te printen.
‘Waar hadden jullie het nou over?’ vraag ik als we eindelijk buiten staan. ‘We hebben telefoonnummers uitgewisseld’, twinkelt Elie. En als ik zeg dat mijn volgende column over ‘zijn’ Jan Eef zal gaan: Good. The best part of the city.
(Linda van Tilburg)