“Kom, we gaan nog even naar het café”, zei ik afgelopen vrijdag tegen vriendin A. We hadden in de tuin gezeten en dat was op die zwoele zomeravond geen straf, maar wel een beetje saai. Bovendien had A. zich net beklaagd over het gebrek aan mannen in de stad. Want waar vind je die tegenwoordig?
We gingen naar het biercafé. Want waar bier is, daar zijn mannen, althans in mijn getrouwde beleving. “Kijk”, zei ik tegen A: “Een hele tafel vol.” A. zuchtte. Niks zo irritant als getrouwde vriendinnen die je wijzen op het mannenaanbod.
Gelukkig kwamen ze zelf op ons af. “Which one of us do you think is the best looking?”, vroeg de ene. We konden het niet zo heel goed zien, want ze waren even groot en hadden allebei een zwart t-shirt aan. Het was het type mannen dat nooit alleen komt. De meest blonde van de twee greep de tafel en ging bijna bij A. op schoot zitten. Ze schoof een beetje opzij.
We probeerden conversatie te maken, wat lastig was. Ze hadden al heel veel biertjes geconsumeerd bij Frits. Wat ik eruit kon opmaken was dat ze vanuit de Easyjet uit Liverpool rechtsstreeks het Ramada Hotel bij het Rembrandtpark waren ingerold. En toen gingen ze lopen naar het city centre. Maar als er op het eerste het beste plein ook een Biergarten is, waarom helemaal daarheen?
We knikten begripvol. Een beetje toerisme in ons stukje stad is nooit weg. “Het is hier echt leuk”, zei ik en begon de highlights op te noemen van het leven in West, als was ik zelf een vertegenwoordiger van het toeristenbureau.
De lads waren echter in iets heel anders geïnteresseerd, bleek toen ik opstond en de blonde mij ineens van achteren besprong. Dat soort gezelligheid tref je alleen op De Wallen op zaterdagnacht.
Nadat ik bevrijd was, zette ik koers naar het toilet. En daar stond hij, de bruidegom. In een jurk. Hij zag er ook uit of hij genoeg had van zijn vrienden. Gelukkig was het hotel niet ver weg.